WRV - tijdschriftartikel.
Om terug te
keren naar het verwijzend menu deze pagina afsluiten.
“TEKSTEN” ... tussen AANHALINGSTEKENS
Deel
1.
Wie al vaker aan een zoektocht deelnam, kent zeker volgende
passage uit het reglement uit het hoofd:
- Alles wat in de
wegbeschrijving of op het vragenblad tussen aanhalingstekens (“ “)
staat, moet als tekst worden teruggevonden. - Wanneer iets moet gezocht worden dat niet tussen aanhalingstekens staat, moet
het voorwerp of een AFBEELDING ervan worden teruggevonden.
Vooral het eerste deel van deze tweeledige ‘vuistregel’ gaan we
hierna wat verder uitdiepen. We merken hierbij DRIE eerder algemene zaken
op:
1. Deze regel geldt zowel voor de WEGBESCHRIJVING als voor het
VRAGENBLAD.
- Kerk R. U moet bij een kerk of een afbeelding van
een kerk rechts afslaan.
- “Kerk” R. U moet bij een TEKST “Kerk” rechts afslaan.
In toeristische zoektochten worden op de wegbeschrijving
meestal geen vallen gelegd.
- Hoeveel bedraagt de hoogte, uitgedrukt in meter, van de kerk
die zich hier bevindt?
- Hoeveel bedraagt de hoogte, uitgedrukt in meter, van de “kerk”
die zich hier bevindt?
In de eerste vraag wordt gevraagd naar de hoogte van een gebouw
of een afbeelding ervan; in de tweede vraag naar de hoogte van een TEKST.Indien
een organisator een dergelijke (strik)vraag zou willen stellen, raden we hem wel
aan deze te laten volgen door keuze-antwoorden van de vorm:
A.
Minder dan 10 meter.
B.
Tussen 10 meter en 25 meter.
C.
Tussen 25 meter en 50 meter.
D.
Meer dan 50 meter.
2. Bij het vermelden van een TEKST tussen aanhalingstekens, moet
men blijven rekening houden met de normale Nederlandse zinsbouw en met het
gewoon gezond verstand.
Veronderstel dat ergens langs de weg de naam te lezen staat van
een persoon, bijvoorbeeld “James Ensor”. Wanneer de inrichter de deelnemers wil
laten zoeken naar deze tekst kan hij bijvoorbeeld volgende vraag stellen:
Vraag:
Op welke datum werd James Ensor, wiens naam hier te lezen staat langs deze weg,
geboren?
De deelnemer weet dat de naam ergens langs zijn weg moet te zien
zijn en om de vraag oplosbaar te houden, moet tevens de geboortedatum ter
plaatse te vinden zijn.
Bemerk: in
deze vraag werden GEEN aanhalingstekens gebruikt en toch weet de deelnemer dat
de naam ‘te lezen staat’. De inrichter zegt dat immers zelf.
Wat doen sommige minder ervaren inrichters nu ? Wel, ze hebben
ergens de klok horen luiden van ‘teksten moeten tussen aanhalingstekens’ staan,
maar ze weten niet waar de klepel hangt. Dan krijg je vragen van de vorm:
Vraag:
Wanneer werd “JAMES ENSOR” geboren, volgens gegevens langs deze weg ?
De tekst “James Ensor” staat inderdaad te lezen langs de weg en
de inrichter meent dat hij hem dus tussen aanhalingstekens moet plaatsen. Hij
vraagt nu echter aan de deelnemers: WANNEER WERD DE TEKST “JAMES ENSOR” GEBOREN
?
Welnu, zo’n vraag is onoplosbaar want een TEKST kan niet geboren
worden.
Een andere FOUTIEVE vraag is bijvoorbeeld:
Vraag: Wat is
het beroep van “A. DEDEYNE” volgens gegevens langs deze weg?
De vraag is opnieuw taalkundig foutief want er wordt gevraagd
naar HET BEROEP VAN DE TEKST “A. DEDEYNE” . Teksten hebben geen beroep! Wel
juist zou bijvoorbeeld zijn:
Vraag: Welke
naam van een beroep staat hier vermeld langs deze weg, op het plaatje met
“A.Dedeyne” ?
Vraag: Wat is
het beroep van een zekere A. Dedeyne, volgens gegevens langs deze weg ?
We kunnen dit samenvatten als volgt:
- Alles wat tussen aanhalingstekens staat op het vragenblad, moet
als tekst worden teruggevonden, MAAR
- NIET alles wat als tekst moet worden teruggevonden, moet op het
vragenblad noodzakelijkerwijze tussen aanhalingstekens staan. Dit hangt af van
de vraagformulering.
3. Het laatste gedeelte van de zin ‘moet als tekst worden
teruggevonden’ wordt niet altijd gerespecteerd. Dit hangt ook weer samen met de
manier waarop de vraag gesteld wordt.
Vraag: Noteer
in het eerste vrije vakje van uw antwoordenblad “ uw naam en voornaam “.
Dit is slechts één van de talloze voorbeelden waarbij aan de
deelnemer schijnbaar gevraagd wordt om iets op zijn antwoordblad te noteren (in
dit geval zijn naam en voornaam) terwijl hij eigenlijk de TEKST “uw naam en
voornaam” in het eerste vrije vakje moet schrijven. (Bemerk in de vraagstelling
de aanhalingstekens rond “uw naam en voornaam”.)
Eigenlijk gaat het reglement hier niet op want de TEKST “uw naam
en voornaam” is niet langs de weg terug te vinden. Toch wordt deze manier van
interpreteren in zoektochtmiddens algemeen aanvaard. Men interpreteert de regel
in de praktijd dus eigenlijk als volgt:
Alles wat in de wegbeschrijving of op het vragenblad tussen
aanhalingstekens staat, moet als tekst wordt BESCHOUWD.
Deel 2.
Laten we nu wat dieper ingaan op de CORRECTE SCHRIJFWIJZE van
teksten.
In wat volgt wordt met de term ‘TE LEZEN TEKSTEN’ steeds bedoeld:
Alles wat op het vragenblad of in de wegbeschrijving tussen
aanhalingstekens vermeld wordt.
Als een inrichter VALSTRIKKEN wil leggen op het correct gebruik
van te lezen teksten, dan moet hij er voor zorgen dat elke deelnemer (ook de
beginneling!) deze valstrikken in principe kan ontdekken! De reglementspunten
waarop men zich bij de vraagstelling baseert, moeten dus opgenomen zijn in het
reglement dat bij de zoektocht hoort.
Zowel ten behoeve van beginnende of aanstaande organisatoren, als
ten behoeve van de deelnemers willen we één en ander in verband met het CORRECT
GEBRUIK van te lezen teksten wat nader toelichten en telkens ook illustreren met
enkele voorbeelden.
1. Teksten worden altijd gelezen van links naar rechts en van
boven naar onder zonder daarbij woorden over te slaan.
Voorbeeld 1:
Veronderstel dat we langs de weg volgende tekst terugvinden:
Verboden te spelen in de struiken en op het
gras.
Honden aan de leiband.
Laat dieren en planten in hun eigen milieu.
Op deze plaat komt o.a. de tekst voor: “Laat dieren en planten in
hun eigen milieu”.
Op deze plaat komt NIET de tekst voor: “Laat dieren en planten in
hun milieu”.
In de tweede zin werd het woordje “eigen” immers weggelaten. De
inrichter zou u bijvoorbeeld volgende opdracht kunnen geven:
Hou even verder halt bij de plaat met “Laat dieren en planten in
hun milieu”.
In dat geval heeft de inrichter het ZEKER NIET over bovenstaande
plaat en zult u als deelnemer dus naar een andere plaat moeten op zoek gaan.
Dit lijkt allemaal op het eerste gezicht vrij logisch maar laten
we als tweede voorbeeld een andere plaat bekijken:
Voorbeeld 2:
Verboden
te
Honden
aan
Laat dieren
spelen in
de
de
leiband.
en planten in
struiken en op
hun eigen
het
gras.
milieu.
Wanneer we nu de besproken regel opnieuw letterlijk toepassen dan
komt op deze plaat volgende tekst voor:
“ Verboden te Honden aan Laat dieren
spelen in de de leiband. en planten in struiken en op hun eigen het gras.
milieu.”
Die tweede tekst is natuurlijk idioot MAAR dat is wel de manier
waarop in zoektochten de volgorde van de woorden van een tekst bepaald wordt.
Als de organisator het dus zou hebben over de plaat waarop volgende tekst
voorkomt: “Verboden te spelen in de struiken en op het gras”, dan zijn er
twee mogelijkheden:
- ofwel kent de organisator dit reglementspunt niet waardoor de
deelnemers gaan twijfelen of bovenstaande plaat wel degelijk deze is die de
organisator bedoelt.
- ofwel kent de organisator dit reglementspunt WEL en moeten de
deelnemers op zoek gaan naar een andere plaat (bv. deze van voorbeeld 1) waarop
de woorden wel in de juiste doorlopende volgorde voorkomen.
Als u als organisator geconfronteerd wordt met een plaat als in
voorbeeld 2 en u wil de deelnemers hier laten halt houden zonder dat u een
valstrik wil creëren met de eigenaardige woordvolgorde, dan kunt u bijvoorbeeld
zeggen:
Hou even verder halt bij de plaat waarop o.a. het woord “milieu”
voorkomt.
Op die manier omzeilt u het probleem en weten zowel de deelnemers
die WEL van dit reglementspunt op de hoogte zijn, als zij die er niet van op de
hoogte zijn, over welke plaat u het hebt. (wel opletten natuurlijk dat er zich
in de buurt niet NOG een plaat bevindt waarop het woord “milieu” voorkomt.).
2. Lettertype speelt in te lezen teksten GEEN rol.
Met ‘lettertype’ wordt bedoeld: hoofdletters, kleine letters,
sierletters, sjabloonletters en dergelijke.
Voorbeeld:
Vraag: Hoeveel maal bevindt “BRUGGESTRAAT” zich hier binnen een
straal van 5 meter van deze viersprong ?
U gaat op zoek en vindt bijvoorbeeld:
“Bruggestraat” , “BRUGGEstraat”, “BruggeSTRAAT”, “BrUgGeStRaAt”.
Het juiste antwoord op de vraag is in dit geval VIER. Het speelt
immers voor het oplossen van de vraag geen rol dat de woorden die u vindt niet,
net zoals in de vraag, volledig in hoofdletters geschreven zijn. Dit hoeft
absoluut niet!
Opmerkingen:
1) Ditzelfde geldt niet alleen voor letters maar ook voor
cijfers.
Voorbeeld: “
1 2
“ = “ 12 “.
2) De regel ‘lettertype speelt in te lezen teksten GEEN rol’
handelt wel degelijk over TE LEZEN TEKSTEN! Dit lijkt misschien een stomme
opmerking maar dit is zeker niet zo.
Voorbeeld:
Veronderstel even dat u een plaat terugvindt met volgende tekst:
De eerste steen van dit cultureel centrum werd
hier op 2 september 1992 aangebracht door de
heer senator Bart vander Pitten, geboren te
Brugge op 21 juli 1964.
Vraag: Hoe oud (uitgedrukt in jaren) was Bart Vander Pitten toen
hij hier de eerste steen aanbracht van dit cultureel centrum, volgens de
gegevens op deze gedenkplaat ?
De hier bedoelde ‘Bart vander Pitten’ was blijkbaar van adel want
zijn familienaam wordt met kleine ‘v’ geschreven. De inrichter schrijft de naam
echter met een hoofdletter ‘V’ waardoor de vraag ONOPLOSBAAR wordt. Hoofdletters
en kleine letters spelen in namen van personen immers wel degelijk een
belangrijke rol. De inrichter maakt hier dus een FOUT zodat de deelnemers deze
vraag niet kunnen beantwoorden. WEL een correcte vraag zou bijvoorbeeld zijn:
Vraag: Wat is het oudste jaartal dat hier vermeld staat op deze
gedenksteen met “Bart
Vander Pitten” ?
Hier mag de inrichter kiezen of hij al dan niet een hoofdletter
gebruikt want nu staan er aanhalingstekens in zijn vraag en in TE LEZEN TEKSTEN
(= wat op het vragenblad tussen aanhalingstekens staat) speelt het lettertype
GEEN ROL.
3. Teksten moeten steeds LETTERLIJK worden teruggevonden.
Deze regel klinkt misschien een beetje cryptisch maar betekent
gewoon dat elk woord (of getal) op exact dezelfde manier moet worden
teruggevonden zoals het op het vragenblad (of wegbeschrijving) vermeld staat.
Het enige wat mag afwijken is het lettertype!
Dit betekent dat u als deelnemer mag aannemen dat de inrichter
geen enkele tikfout maakte. Als dit toch zo lijkt te zijn, dan mag de deelnemer
ervan uitgaan dat de inrichter dit opzettelijk gedaan heeft. We gaan hier nader
op in in deel 3.
Deel 3.
We herhalen nogmaals dat alles wat op het vragenblad of in de
wegbeschrijving tussen aanhalingstekens (“ “) staat, als tekst moet worden
beschouwd en dat deze ‘TE LEZEN TEKSTEN’ aan welbepaalde regels moeten voldoen:
1. Teksten worden altijd
gelezen van links naar rechts en van boven naar onder zonder
daarbij woorden over te
slaan.
2. Lettertype speelt in te lezen
teksten GEEN rol.
3. Teksten moet steeds
LETTERLIJK worden teruggevonden.
We geven van dit laatste punt nog een voorbeeld:
Vraag: Hoeveel maal vindt u hier “BRUGGESTRAAAT” ?
De ‘slordige’ lezer, leest er misschien wel over maar “Bruggestraaat”
staat hier wel degelijk met DRIE letters ‘A’ geschreven. Als u zoiets ziet in
een zoektocht moet u ALTIJD aannemen dat de inrichter dit opzettelijk gedaan
heeft. Denk dus niet te gauw : de inrichter zal wellicht een tikfoutje gemaakt
hebben zonder er zich van bewust te zijn.
DIT MAG DE INRICHTER NIET DOEN! Als het werkelijk zo zou zijn dat
in een tekst tussen aanhalingstekens in een vraag een tikfout is blijven staan,
dan moet de inrichter die vraag in principe achteraf annuleren. Hij mag dus
zeker niet gaan eisen dat u de namen “Bruggestraat” (met twee letters ‘A’) gaat
tellen. Vandaar: u moet er als deelnemer vanuit gaan dat tikfouten OPZETTELIJK
BEDOELD zijn.
Het antwoord op de gestelde vraag (met de drie letters ‘A’) zal
dan ook wellicht ‘ NUL ‘ zijn, tenzij natuurlijk een verstrooide schilder
werkelijk per ongeluk ook het woord “Bruggestraaat” verkeerdelijk met drie A’s
zou geschreven hebben.
4. Tussenruimtes spelen in te lezen teksten WEL een rol.
Dit schijnbaar eenvoudig regeltje uit het reglement, vraagt toch
wat meer uitleg dan u op het eerste zicht misschien zou denken en heeft trouwens
al vaak voor problemen gezorgd.
We hebben deze algemeen geldende regel hier neergeschreven zoals
hij meestal geformuleerd wordt in beknopte reglementen. Er is echter wat meer
uitleg nodig om te begrijpen waar het hier om gaat. Een tekst wordt beschouwd
als bestaande uit woorden.
Met het begrip ‘woord’ bedoelen we (voorlopig) een GROEP
bestaande uit:
- ofwel LETTERS
- ofwel CIJFERS
- ofwel LETTERS en CIJFERS
waarvan de ‘letters’ (‘cijfers’ of ‘cijfers en letters’)
onderling op MIN OF MEER gelijke afstanden van elkaar staan.
Dit lijkt nogal omslachtig maar u onthoudt toch best deze
uitvoerige omschrijving van het begrip ‘woord’. Dit basisbegrip zal in de
verdere bespreking nog vaak terugkomen.
Wat heeft dat alles nu met die tussenruimtes te maken?
Wel, die tussenruimte is die min of meer gelijke afstand tussen de
letters. (of cijfers of letters en cijfers) van een ‘woord’.
Een ‘woord’ is een GROEP bestaande uit LETTERS (of CIJFERS
of LETTERS EN CIJFERS) met DEZELFDE ONDERLINGE TUSSENRUIMTE.
Enkele voorbeelden om dit duidelijker te maken:
Voorbeeld 1:
De zin “Ik ben lid van een rallyclub” bestaat uit 6 woorden.
Voorbeeld 2:
De zin “Ik ben al 10 jaar lid van een rallyclub” bestaat uit 9 woorden. Merk op
dat volgens onze afspraak ‘10’ een ‘woord’ is.
Voorbeeld 3:
De zin “Ik ben al 10 jaar lid van WRV” bestaat uit 8 woorden. De lettergroep WRV wordt, opnieuw volgens onze afspraak, een ‘woord’ genoemd. (Het is
natuurlijk een afkorting die staat voor meerdere woorden maar in het
kader van het reglement in verband met ‘TE LEZEN TEKSTEN’ moet u dat
gewoon even uit het hoofd zetten. De lettergroep WRV is dus één woord.)
Voorbeeld 4:
De zin “Rallyclub WRV vierde vorig jaar zijn 10de verjaardag” bestaat uit 8
woorden. De GEMENGDE groep ‘10de’ (bestaande uit CIJFERS EN LETTERS) wordt,
volgens onze afspraak een ‘woord’ genoemd.
Nu iets moeilijker:
Voorbeeld 5:
De zin “Rallyclub W R V bestaat 10 jaar”. Uit hoeveel woorden bestaat deze zin? U
zou kunnen zeggen : 7, namelijk: “Rallyclub” – “W” – “R” – “V” –
“bestaat” – “10” en “jaar”. Dit
is echter FOUT.
De zin uit dit voorbeeld bestaat uit vijf woorden,
namelijk “Rallyclub” – “WRV” – “bestaat” – “10” en “jaar”. De reden hiervoor is
het woordje ONDERLING dat we gebruikten in de omschrijving die we gaven van het
begrip ‘woord’. De letters W, R en V staan in de zin ONDERLING op min of meer
dezelfde afstand van elkaar.
Anders gezegd: de TUSSENRUIMTE tussen de letter W en de letter R
is gelijk aan de TUSSENRUIMTE tussen de letter R en de letter V. Het gevolg hiervan is dat ook de zin “Rallyclub W R
V bestaat 10 jaar” uit slechts 5 woorden bestaat. In de praktijk blijft het voor de deelnemer natuurlijk meestal
heel wat eenvoudiger dan dat maar het is toch steeds interessant om in
twijfelgevallen te kunnen teruggrijpen naar de theorie die hier achter steekt.
We geven nog enkele praktische voorbeelden:
Voorbeeld 6:
Vraag: Hoeveel maal komt “BRUGGESTRAAT” hier voor?
U vindt ter plaatse bijvoorbeeld het volgende:
- een straatnaambord met “Bruggestraat”.
- een straatnaambord met “BRUGGE STRAAT”.
- een straatnaambord met “BRUGGESTRAAT”.
- een straatnaambord met “ B R U G G E
S T R A A T “.
Het correcte antwoord op de gestelde vraag is TWEE.
Zowel “Bruggestraat” als “BRUGGESTRAAT” voldoen aan het
gevraagde: lettertype speelt immers geen rol. De inrichter vraagt hoeveel maal u
het woord “BRUGGESTRAAT” terugvindt, en dat is niet het hetzelfde als de
TWEE woorden “BRUGGE” en “STRAAT” of “B R U G G E” en “S T R A A T”.
Voorbeeld 7:
Vraag: Hoeveel maal komt “BRUGGE straat” hier voor?
We veronderstellen dat we met dezelfde straatnaamborden te doen
hebben als hoger beschreven. Dan is het antwoord opnieuw 2. De inrichter
vraagt hoeveel maal de opeenvolgende woorden “BRUGGE” en “straat” hier
voorkomen. Zowel het straatnaambord met “BRUGGE STRAAT” als het straatnaambord
met “B R U G G E
S T R A A T”
voldoen aan het gevraagde.
We typten in bovenstaande uitleg het woord opeenvolgende
cursief om te benadrukken dat ook het punt 1 van onze bespreking niet uit het
oog mag verloren worden. (Teksten worden gelezen van links naar rechts en van
boven naar onder.)
Een straatnaambord met volgende tekst voldoet bijvoorbeeld NIET
aan het gevraagde:
B R U G G E
10
S T R A A T
Er staat immers “BRUGGE 10 STRAAT”.
Voorbeeld 8:
Vraag: Hoeveel straatnaamborden waarop zowel “BRUGGE” als STRAAT” voorkomen
bevinden zich hier?
In de veronderstelling dat het zojuist beschreven straatnaambord
hier ook aanwezig is (bijkomend bij de 4 eerder beschreven straatnaamborden) ,
is het antwoord nu 3.
Het bord met “BRUGGE 10 STRAAT” telt nu immers ook mee, want er
wordt nu niet gevraagd naar één doorlopende tekst van twee (opeenvolgende)
woorden, maar naar twee afzonderlijke ‘teksten’, elk bestaande uit één
woord.
De straatnaamborden met “BRUGGESTRAAT” en met “Bruggestraat”
beantwoorden NIET aan het gevraagde omdat een woord in principe altijd als een
geheel moet worden beschouwd. Men mag er geen stukjes (zoals “BRUGGE” of
“STRAAT”) uit afsplitsen. Hierop komen we later nog uitvoerig terug. (want er
zijn uitzonderingen!)
We besluiten dit deel met een belangrijk gevolg van de hoger
gemaakte afspraak in verband met ‘woorden’. Woorden kunnen alleen maar
uit LETTERS en/of CIJFERS bestaan. Wat gebeurt er dan met leestekens en
woordtekens?
Als op een straatnaambord staat: “ BRUGGE-STRAAT “ is dat dan één
woord, of zijn het er twee? Stof voor een volgende deel!
Deel 4.
Vooraleer verder te gaan met deze uiteenzetting in verband met TE
LEZEN TEKSTEN, toch eerst een verduidelijking om alle eventuele misverstanden te
vermijden: we hadden het over ‘tussenruimtes’ en maakten daarbij gebruik
van het begrip ‘woord’. We plaatsten dat begrip ‘woord’ tussen
enkelvoudige aanhalingstekens om aan te geven dat het een begrip is dat we zelf
bedachten. Het betekent dus NIET dat bijvoorbeeld het getal ‘1253’ een woord zou
zijn; het was gewoon een zelf gekozen benaming om te kunnen spreken over ‘
groep bestaande uit LETTERS of CIJFERS of LETTERS EN CIJFERS met DEZELFDE
onderlinge TUSSENRUIMTE’. Om niet telkens heel die lijn te moeten
herhalen, noemden we zo’n groep een ‘woord’. In het vervolg van deze
uiteenzetting gaan we een dergelijke groep niet meer aanduiden met het
misleidende begrip ‘woord’, maar met ‘ LC-groep ‘, waarbij ‘LC-‘
staat voor ‘ LETTER of CIJFER of LETTER-EN-CIJFER’.
Eerst even opnieuw samenvatten wat we ondertussen al leerden over
te lezen teksten. We hadden volgende regels:
1. Teksten worden altijd gelezen van links naar
rechts en van boven naar onder zonder
daarbij woorden over te slaan.
2. Lettertype speelt in te lezen
teksten GEEN rol.
3. Teksten moet steeds
LETTERLIJK worden teruggevonden.
4. Tussenruimtes spelen in te lezen teksten WEL een rol.
We eindigden het vorig deel met een vraag. Teksten bestaan uit ‘LC-groepen’,
dat zijn dus groepen bestaande uit ‘LETTERS, CIJFERS of LETTERS EN CIJFERS’.
Maar hoe zit het dan leestekens en woordtekens? Als op een straatnaambord staat
“BRUGGE-STRAAT’ is dat dan één LC-groep of zijn het er twee?
Het antwoord hierop is wel degelijk twee. De reden wordt
gegeven door een volgend regeltje in verband met te lezen teksten.
5. Leestekens spelen in te lezen teksten GEEN rol. Ze
mogen bijgevolg weggedacht worden.
Dit is de regel in zijn verkorte vorm, zoals u hem het
gemakkelijkst kunt onthouden en zoals hij meestal ook in beknopte reglementen
wordt vermeld. Maar net als bij de voorgaande regels is hier enige
verduidelijking noodzakelijk.
Een exactere formulering van deze regel is de volgende:
Elk teken dat niet behoort tot de 26 letters van ons alfabet of
de 10 Arabische cijfers moet als onbestaande worden beschouwd. Het mag bijgevolg
worden weggedacht.
Door de regel zo te formuleren wordt al één probleem opgelost,
namelijk: Wat is een leesteken?
Antwoord: Met leesteken wordt in dit geval bedoeld ‘elk
teken dat niet behoort tot de 26 letters van ons alfabet of de 10 Arabische
cijfers.’
Volgende tekens zijn voor ons dus leestekens : & ‘ ) § ( -
$ * ? . , / : + = £ µ @ { } [ % ] #
En zo kunnen we er natuurlijk nog een groot aantal aan toevoegen.
Een belangrijke opmerking hierbij is dat het begrip ‘leesteken’
eens te meer een begrip is dat in het kader van te lezen teksten wordt gebruikt,
net zoals ‘LC-groep’ een begrip is.
In werkelijkheid zijn komma, punt, vraagteken en uitroepingsteken
voorbeelden van echte leestekens, terwijl het plusteken, minteken of deelteken
bijvoorbeeld wiskundige symbolen zijn. In het kader van onze uiteenzetting
zullen we echter al die tekens samenvatten onder die ene noemer: ‘ leesteken
‘.
Voorbeeld 1:
VRAAG: Hoeveel maal komt “BRUGGE-STRAAT” hier voor?
Ter plaatse te vinden:
- een straatnaambord met “Brugge-straat”.
- een straatnaambord met “BRUGGESTRAAT”.
- twee straatnaamborden met “BRUGGE straat”.
Het juiste antwoord op deze vraag is :
3.
Het eerste straatnaambord is zeker juist (lettertype speelt
immers geen rol).
We MOGEN echter het leesteken ook wegdenken waardoor er komt te
staan:
“BRUGGE STRAAT”. Let op de SPATIE!! U mag dus leestekens
wegdenken maar de letters of cijfers moet u laten staan waar ze stonden. De twee
straatnaamborden met
“BRUGGE straat” tellen dus ook mee zodat we komen op een totaal
van 3.
Voorbeeld 2:
VRAAG: Hoeveel straatnaamborden zijn hier te
zien waarop “ BRUGGE-
straat" voorkomt?
Het antwoord blijft ook hier weer 3 om dezelfde redenen als in
het eerste voorbeeld. De ‘truc’ uit voorbeeld 2 is echter een ‘klassieker’ in
zoektochten. De inrichter zorgt ervoor dat zijn vraag op een zodanige manier
wordt geformuleerd dat een woord dat tussen aanhalingstekens staat schijnbaar
moet gesplitst worden omdat het ‘zogezegd toevallig’ niet meer op dezelfde regel
kan. Daardoor is het echter niet meer één woord (LC-groep) maar twee woorden (LC-groepen).
LET WEL
: Deze regel geldt ALLEEN voor TE LEZEN TEKSTEN !!!
Voorbeeld 3:
Eerste geval: Hou even verder halt bij het bord langsheen deze weg waarop “EEN-
DEN en GANZEN” te lezen staat.
Tweede geval:
Hou even verder halt bij het bord langsheen deze weg waarop EEN-
DEN en GANZEN zijn afgebeeld.
In het eerste geval moet u een bord zoeken waarop
- ofwel te lezen staat: “EEN- DEN en GANZEN”,
- ofwel
“EEN DEN en GANZEN”,
- maar NIET “EENDEN en GANZEN”.
In het tweede geval moet u een bord zoeken waarop wel degelijk
EENDEN en GANZEN zijn afgebeeld en NIET EEN DEN (= 1 dennenboom) en
GANZEN.
In het eerste geval gaat het immers om TE LEZEN TEKSTEN
(leestekens spelen GEEN rol).
In het tweede geval gaat het NIET om te lezen teksten (leestekens
spelen dan WEL een rol).
Enkele ‘lastige’ gevallen zijn de volgende:
é é met accent. Het accent dat boven
de e geschreven wordt mag worden weggedacht.
De letter zelf echter moet u laten
staan! Dus: “ café ” is gelijk aan “ cafe ”.
Deze regel met accenttekens geldt
ook voor è , ê, ë, à, ù.
ç c met cedille was in het vroegere VRB-reglement een ‘leesteken’. TOEN was “garçon” gelijk aan “gar
on”! In het huidig VZV-reglement is dit VERANDERD. De cedille wordt nu ook als
een soort accent beschouwd en ALLEEN dat accentteken mag dus worden weggedacht.
Nu is “garçon” dus gelijk aan “garcon”!
(nvdr: deze “nieuwe” regel is dus
toegevoegd aan het oorspronkelijk artikel door de redactie)
i i is één van de 26 letters van het
alfabet. Het puntje dat bij deze (kleine) letter hoort mag zeker NIET worden
weggedacht, anders is het geen letter meer. Wanneer dus op uw vragenblad staat
“het wit huisje” en langs de weg vindt u diezelfde tekst terug maar zonder
puntjes op de letters i en/of j dan beantwoordt de gevonden tekst niet aan het
gevraagde!
Voorbeeld 4:
De tekst “2 + 3 = 5” is (na wegdenken van de ‘leestekens’)
gelijk aan de tekst “ 2 3 5 ” en bestaat dus uit slechts één LC-groep,
want de CIJFERS 2 , 3 en 5 staan op DEZELFDE onderlinge TUSSENRUIMTE van elkaar
verwijderd.
De tekst “2 x 3 = 5” is (na wegdenken van de ‘leestekens’)
gelijk aan de tekst “ 2 x 3 5”.
Dit is natuurlijk een hele lepe want waarom denken we de “x” niet
weg? Wel, heel eenvoudig omdat de ‘x’ de 24ste letter van het alfabet
is. De tekst “2 x 3 5” bestaat uit 2 LC-groepen, namelijk de groep “2 x 3” en
de groep “5”.
Tot slot van deze bespreking in verband met ‘leestekens’
maken we nog even een bedenking die vooral voor inrichters van zoektochten
bedoeld is. Het is namelijk zo dat een bepaalde mogelijkheid in het reglement in
feite over het hoofd werd gezien.
Als voorbeeld volgende vraag:
VRAAG: Hoeveel straatnaamborden waarop “BRUGGE STRAAT”
voorkomt bevinden zich hier ?
Te vinden: één straatnaambord met “BRUGGE STRAAT” en één straatnaambord met “BRUGGE – STRAAT”.
Op het eerste zicht zou u na onze uitleg geneigd zijn om hier met
‘ 2 ‘ op te antwoorden en dat zal uiteraard ook meestal wel het juiste antwoord
zijn. Nochtans hebben we hier te maken met een geval dat niet in het reglement
is voorzien WANT:
Men MAG uit te lezen teksten (= teksten die op het VRAGENBLAD of
in de WEGBESCHRIJVING tussen aanhalingstekens vermeld staan) de leestekens
weglaten MAAR hier hebben we het omgekeerde geval. In de tekst op het vragenblad
staat GEEN leesteken maar er staat er WEL één op het tweede straatnaambord.
Mogen we ook een leesteken BIJDENKEN in plaats van WEGDENKEN?
Het reglement geeft op deze vraag in feite geen antwoord. We
raden de inrichters daarom aan om dit probleem te vermijden door telkens als er
in een tekst langs de weg leestekens voorkomen deze ook over te nemen in de
tekst op het vragenblad. De deelnemers raden we aan om leestekens in ONDERWEG te
lezen teksten WEG te denken bij eventuele vragen zoals in het gegeven voorbeeld.
(dus een vraag waarin GEEN leesteken voorkomt terwijl dat in de tekst onderweg
WEL het geval is.)
Deel 5.
In de vorige delen leerde u al heel wat verschillende zaken in
verband met te lezen teksten. Sommige van deze zaken waren eenvoudig, andere al
wat moeilijker.
Dit vijfde deel handelt over het probleem van het splitsen van
LC-groepen.
Nog eens herhalen wat we bedoelen met ‘LC-groep’: ‘ een groep
bestaande uit LETTERS of CIJFERS of LETTERS EN CIJFERS met DEZELFDE onderlinge
TUSSENRUIMTE’.
Voorbeeld 1: De tekst “Dit is reeds het 6de WRV – tijdschrift van 1993”
bestaat uit negen LC-groepen.
Inderdaad: door het weglaten van het leesteken ( - ) verkrijgen
we tekst:
“Dit is reeds het 6de WRV tijdschrift van 1993”. Daarin
onderscheiden we:
- 7 LETTERgroepen, namelijk “Dit”, “is”, “reeds”, “het”, “WRV”,
“tijdschrift”, “van”.
- 1 CIJFERgroep, namelijk “1993”.
- 1 GEMENGDE groep, namelijk “ 6de”.
Met GEMENGDE groep bedoelen we hier (en ook in wat volgt) een
groep bestaande uit LETTERS én CIJFERS.
Onderstel dat deze tekst van negen LC-groepen ergens voorkomt op
een bord langsheen de weg, dan zijn volgende beweringen WAAR :
- U bemerkt hier een bord met “Dit is reeds”.
- U bemerkt hier een bord met “6de WRV-tijdschrift” .
- U bemerkt hier een bord met “1993”.
- U bemerkt hier een bord met “reeds het 6de WRV”.
We nemen steeds opeenvolgende LC-groepen (desnoods slechts één
groep zoals in het derde geval) en lezen die van links naar rechts, zonder
LC-groepen over te slaan.
Opmerking:
Het lezen van links naar rechts betekent niet noodzakelijk dat u met het woord
“Dit” moet beginnen. U mag om het even waar in de tekst starten om er iets uit
te citeren.
Uit voorbeeld 1 kunnen we dus het volgende besluiten:
Men mag uit een tekst opeenvolgende LC-groepen afsplitsen.
Mag men echter ook uit de LC-groepen ZELF opeenvolgende ‘letters’
of ‘cijfers’ of ‘letters en cijfers’ gaan afsplitsen? Met andere woorden: zijn
de volgende uitspraken waar???
A/ U bemerkt hier een bord waarop het getal “93” voorkomt.
B/ U bemerkt hier een bord waarop het woord “tijd” voorkomt.
C/ U bemerkt hier een bord waarop het cijfer “6” voorkomt.
D/ U bemerkt hier een bord waarop het woord “de” voorkomt.
Het antwoord wordt gegeven door de volgende regel in verband met
te lezen teksten
6a) Uit een LC-groep ALLEEN bestaande
uit LETTERS mag NIETS worden afgesplitst.
6b) Uit een LC-groep ALLEEN bestaande
uit CIJFERS mag NIETS worden afgesplitst.
6c) Uit een LC-groep bestaande uit
ZOWEL LETTERS ALS CIJFERS mogen de LETTERGROEPEN als geheel en de CIJFERGROEPEN
als geheel worden afgesplitst TENZIJ de LC-groep het teken ‘o’ bevat.
Een hele boterham zoals u ziet. Eigenlijk is
het echter niet zo moeilijk en een paar voorbeelden zullen veel duidelijk maken.
Voorbeeld 2:
U bemerkt hier een straatnaambord met “A.
VERSCHAEVESTRAAT”.
VRAAG: Hoeveel maal komt de letter “A”
hier op dit straatnaambord voor?
Het juiste antwoord is één. Na
het leesteken (.) te hebben weggedacht, verkrijgen we volgende tekst “A
VERSCHAEVESTRAAT”. Deze tekst bestaat uit 2 LC-groepen, namelijk de groep “A”
(bestaande uit slechts één letter) en de groep “VERSCHAEVESTRAAT”.
Bemerkt u nu de overeenkomst met voorgaand
voorbeeld?
Wegens regel 6a mag u uit de LC-groep
“VERSCHAEVESTRAAT” die alleen maar uit letters bestaat NIETS afsplitsen, dus ook
niet “A”.
Omdat u wel afzonderlijke of opeenvolgende
LC-groepen mag afsplitsen mag u de eerste LC-groep, namelijk “A”, WEL
afsplitsen.
Dit stelt ons tegelijkertijd toch voor een
probleem! Onderstel dat een inrichter wil vragen hoeveel maal een bepaalde
letter op een bord of plaat langsheen uw weg te lezen staat. Hoe moet hij dan
zijn vraag formuleren als hij wil dat u de letters meetelt uit bijvoorbeeld
“Merelbeke” ?
De oplossing is vrij eenvoudig. In onze
eerste bijdrage zegden we al:
- Alles wat op het vragenblad tussen
aanhalingstekens staat, moet als tekst teruggevonden worden MAAR
- NIET alles wat als tekst moet worden
teruggevonden, moet op het vragenblad tussen aanhalingstekens staan! Dit hangt
af van de manier waarop de vraag geformuleerd wordt.
De inrichter kan zijn vraag gewoon stellen als
volgt:
VRAAG: Hoeveel maal komt de letter E
hier op dit bord voor?
Hij plaatst dus geen aanhalingstekens rond de
letter E, zodat niets van al hetgeen we vertelden in verband met TE LEZEN
TEKSTEN van toepassing is en toch weet de deelnemer dat hij een LETTER, namelijk
de E moet zoeken.
We krijgen dus twee mogelijkheden,
geïllustreerd door het volgende voorbeeld:
Voorbeeld 4: Nemen we opnieuw het straatnaambord met “A.
VERSCHAEVESTRAAT”.
VRAAG 1: Hoeveel maal komt de letter “A”
hier op dit straatnaambord voor?
Antwoord: 1.
VRAAG 2: Hoeveel maal komt de letter A
hier op dit straatnaambord voor?
Antwoord: 4.
Regel 6b is volledig gelijk aan regel 6a,
alleen geldt 6b voor cijfers terwijl 6a voor letters geldt.
Voorbeeld 5:
Onderstel dat op een grafsteen volgende
gegevens vermeld zijn:
Geboren 10-12-1912
Overleden 12- 3-1978
VRAAG: Hoeveel maal komt “12” op deze
grafsteen voor?
Na weglaten van de leestekens (-) krijgen we
volgende tekst bestaande uit 8 LC-groepen:
“Geboren 10 12 1912 Overleden 12 3
1978”
Deze tekst bevat TWEEmaal de LC-groep “12” die
we mogen afsplitsen omdat het afzonderlijke LC-groepen zijn. Uit de LC-groep
“1912” die ALLEEN uit CIJFERS bestaat mogen we wegens regel 6b echter niets
afsplitsen, dus ook niet “12”.
Het antwoord op de vraag is dus: 2.
Nu blijft alleen nog regel 6c over die handelt
over GEMENGDE GROEPEN (= groepen die ZOWEL uit LETTERS ALS uit CIJFERS bestaan).
Om dit duidelijk te maken opnieuw een voorbeeld:
Veronderstel dat volgende tekst op een
monument te lezen staat:
“ Als aandenken aan de bevrijding door de 14de
Brigade Grenadiers”
VRAAG: Hoeveel maal komt “de” op dit
monument voor?
Uit het voorgaande weten we al dat “de” niet
mag worden afgesplitst uit “aandenken” of “Brigade”. WEL komt
TWEEmaal de afzonderlijk LC-groep “de” voor in bovenstaande tekst, namelijk als
lidwoord juist voor “bevrijding” en nogmaals juist voor “14de”.
Uit regel 6c leiden we nu af dat uit de
GEMENGDE groep “14de” zowel de cijfergroep “14” als de lettergroep “de” mag
worden afgesplitst. Dit levert ons een extra “de” op, zodat het antwoord op de
gestelde vraag DRIE wordt.
Opmerking:
Uit GEMENGDE groepen mogen LETTERGROEPEN en CIJFERGROEPEN
Alleen maar A LS
GEHEEL worden afgesplitst. Uit de LC-groep “14de” mag u
dus NIET “d” of “4” of “e” of “4d” gaan gebruiken.
WEL mag u opeenvolgende LETTERGROEPEN en/of CIJFERGROEPEN
afsplitsen, maar dan ook weer ALS GEHEEL.
Een voorbeeld maakt het duidelijk:
Voorbeeld:
Gegeven: de LC-groep “123AB45”.
Hierna ALLE groepen dit uit deze tekst mogen
worden afgesplitst:
- “123”
- “123AB”
- “123AB45”
- “AB”
- “AB45”
- “45”
Dit zijn de enige mogelijkheden. Elke andere
combinatie voldoet niet.
Regel 6c heeft (helaas?) ook nog een staartje:
‘TENZIJ de LC-groep het teken’o’ bevat’.
Voorbeeld:
De LC-groep: “ 120M30”.
Dit is een gemengde groep. U zou dus in
principe hieruit zowel de lettergroepen als de cijfergroepen als geheel mogelijk
afsplitsen. Het probleem is echter: wat zijn de lettergroepen en wat zijn de
cijfergroepen?
m.a.w. - Staat hier “120”
(honderdtwintig), gevolgd door de letter “M”, gevolgd door
“30” (dertig) ?
OF
- Staat hier ”12” (twaalf) , gevolgd door het woord “OM”, gevolgd door
het
Cijfer “3”, gevolgd door de letter “O”?
OF - ...
Begrijpt u het probleem? Het teken ‘o’ kan
immers zowel de 15 de letter van ons alfabet als het cijfer NUL voorstellen.
Daarom werd in het reglement voor te lezen teksten bij wijze van AFSPRAAK
vastgelegd: Uit GEMENGDE GROEPEN waarin het teken ‘o’ voorkomt mag NIETS worden
afgesplitst.
Door deze manier van formuleren geldt echter
ook het volgende:
Uit de gemengde groep “ VILVOORDE16”
(bijvoorbeeld op een wegwijzer) mag NOCH “VILVOORDE”, NOCH “16” worden
afgesplitst, ondanks het feit dat hier echt wel duidelijk is wat de letters zijn
en wat de cijfers. Onlogisch.... maar helaas! Voer voor strikvragenmakers! LET
HIER DUS OP.
Van zodra in een gemengde groep WAAR DAN OOK
het teken ‘O” voorkomt, mag er NIETS meer worden afgesplitst!
Tot slot van dit (lange) artikel over te lezen
teksten zetten we de voornaamste regels voor u nog eens op een rijtje:
SAMENVATTING:
Alles wat in de wegbeschrijving of op het
vragenblad tussen aanhalingstekens ( “ “ ) staat, moet als TEKST worden
BESCHOUWD.
1. Teksten worden altijd
gelezen van links naar rechts en van boven naar onder zonder daarbij woorden
over te slaan.
2. Lettertype speelt in te
lezen teksten GEEN rol.
3. Teksten moeten steeds
LETTERLIJK (=identiek) worden teruggevonden.
4. Tussenruimtes spelen in te
lezen teksten WEL een rol.
5. Leestekens spelen in te
lezen teksten GEEN rol. Ze mogen bijgevolg weggedacht worden waardoor
spaties ontstaan.
(accenttekens mogen
weggedacht worden maar de letter ZELF blijft dan staan)
6a. Uit een LC-groep ALLEEN
bestaande uit LETTERS mag NIETS worden afgesplitst.
6b. Uit een LC-groep ALLEEN
bestaande uit CIJFERS mag NIETS worden afgesplitst.
6c. Uit een LC-groep bestaande
uit ZOWEL LETTERS ALS CIJFERS mogen de LETTERGROEPEN als geheel en de
CIJFERGROEPEN als geheel worden afgesplitst TENZIJ de LC-groep het teken ‘
O’ bevat.
Jos Claeys, 1993.
|