WRV - tijdschriftartikel.
Om terug te keren naar het verwijzend menu deze pagina afsluiten.

Voorkomen of vermelden?

In onderstaand artikel willen we eens wat dieper ingaan op het niet te onderschatten belang van het gebruik van het juiste werkwoord in de vraagstelling. Naar aanleiding van antwoorden die door sommige deelnemers werden gegeven of die door sommige samenstellers werden verwacht op bepaalde vragen, denken we dat het wel eens interessant is in het belang van beiden om hier wat puntjes op de spreekwoordelijke ‘i’ te zetten.

1. PERSONEN, DIEREN, VOORWERPEN en hun NAAM

We beginnen met een heel klassiek voorbeeld.

Hieronder ziet u twee foto’s van een oorlogsmonument.

VofV1

Figuur 1
VofV2

Figuur2

 Vraag 1: Hoeveel gesneuvelde soldaten komen hier op dit oorlogsmonument voor?

De eerste keer dat u een dergelijke vraag voorgeschoteld krijgt, trapt u wellicht nog in de valstrik en telt u het aantal op het oorlogsmonument voorkomende namen van gesneuvelde soldaten (zie Figuur 1). Dat is echter niet wat er gevraagd wordt. Er wordt gevraagd hoeveel gesneuvelde soldaten er op dit oorlogsmonument voorkomen. Aangezien in een zoektocht een afbeelding altijd mag beschouwd worden als overeenkomend met de werkelijkheid, is het enige juiste antwoord op deze vraag: 1 (of één), nl. de gesneuvelde soldaat die hier, liggend op het monument, is afgebeeld.

Vraag 2: Hoeveel muzieknoten komen hier voor op een bord?
 

Do         Re
Mi                         Fa
Sol        La
Si

Figuur 3
VofV3

Figuur 4

Wanneer deze vraag wordt gesteld op een plaats waar de hierboven door Figuur 3 en Figuur 4 voorgestelde borden te zien zijn, dan is het enige juiste antwoord: 4 (of vier). Er wordt immers gevraagd om het aantal muzieknoten te tellen die hier voorkomen en niet het aantal namen van muzieknoten.

De uitleg die gegeven wordt aan de deelnemers die in de val getrapt zijn, is meestal deze die we in beide gevallen hierboven ook gaven, nl. dat er een verschil is tussen personen, dieren, voorwerpen en de naam van een persoon, dier  of voorwerp.

Toch is het in deze context belangrijk om hier ook te wijzen op het gebruikte werkwoord, nl. VOORKOMEN.

Veronderstel dat vraag 1 als volgt was geformuleerd geweest:

Vraag 1b:     Hoeveel gesneuvelde soldaten worden hier op dit oorlogsmonument vermeld?

In dat geval was het antwoord op deze vraag niet 1 (of één) geweest maar gewoon 15 (of vijftien) – zie Figuur 1.
 

  • Het werkwoord ‘VOORKOMEN’ betekent (zie Prisma), in de context waarin het hier gebruikt wordt: aangetroffen worden, te vinden zijn.
  • Het werkwoord ‘VERMELDEN’ betekent (zie Prisma): meedelen, noemen.

Men kan een bepaalde persoon, dier of voorwerp VERMELDEN door hem, haar of het op de één of andere manier te vernoemen, er melding van te maken en dat gebeurt vaak (maar niet noodzakelijk) door middel van zijn of haar naam. Iemand of iets vermelden kan in de praktijk zowel mondeling als schriftelijk gebeuren maar in een zoektocht zal het (vanzelfsprekend) bijna altijd om schriftelijke vermeldingen gaan.

2. ABSTRACTE BEGRIPPEN

Een abstract begrip kan NOOIT ergens VOORKOMEN.

Men kan het ENKEL maar VERMELDEN.

Vraag 3:    Welke weekdag komt hier op dit bord voor?


Deze vraag is gelijkaardig aan vraag 1 en vraag 2, in die zin dat hier geen weekdag voorkomt op het bord (zie Figuur 5) maar enkel tweemaal de naam van een weekdag.
Het verschil is echter dat een weekdag (als abstract begrip) NOOIT ergens kan voorkomen.

In het geval van een gesneuvelde soldaat of een muzieknoot is het nog mogelijk dat die ergens (al dan niet afgebeeld) voorkomen. In het geval van een weekdag kan dat niet.

VofV4

Figuur 5

We kunnen bv. wel stellen dat we vandaag maandag zijn, of woensdag of vrijdag maar die dag kunnen we nooit ergens aantreffen of terugvinden. M.a.w. een dag kan nooit ergens voorkomen. Hij kan echter wel ergens vermeld worden (d.m.v. zijn naam).


Vraag 3b:  Welke weekdag wordt hier op dit bord vermeld?

Op deze vraag zijn  twee correcte antwoorden te geven, nl. maandag en vrijdag.

Bemerk echter dat de vraag hier ook als volgt had kunnen worden gesteld:

Vraag 3c:   Welke naam van een weekdag komt hier op dit bord voor?

In dit geval zijn dezelfde twee antwoorden correct (maandag en vrijdag). Een naam van een al dan niet abstract iets of iemand kan immers wel altijd ergens voorkomen. Tot nu toe lijkt dat allemaal wellicht vrij logisch maar bekijken we eens volgende vraag.

Vraag 4: Komt hier op dit bord met “HERENHUIS” een schrikkeljaar voor?

Wellicht zouden hier al heel wat meer deel-nemers in de val trappen en deze vraag met ‘ja’ beantwoorden, terwijl het enige juiste antwoord hier ‘neen’ is.
Een schrikkeljaar is immers ook een abstract iets. Het is een jaar met 366 dagen.

Zo kunnen we zeggen dan we twee jaar geleden in een schrikkeljaar leefden, of zelfs dat het jaar dat wordt aangeduid met het jaartal 2012 een schrikkeljaar was.
VofV5

Figuur 6

Dat jaar kan zich echter nooit ergens bevinden of worden aangetroffen of voorkomen. Een jaar is gewoon een bepaalde tijdsduur.

We veranderen nu opnieuw even het werkwoord dat in de vraag wordt gebruikt.

Vraag 4b: Wordt hier op dit bord met “HERENHUIS” een schrikkeljaar vermeld?

In dat geval wordt het schrikkeljaar hier meegedeeld of genoemd d.m.v. het jaartal ‘1824’ dat eigenlijk als ‘naam’ van het bedoelde jaar kan worden beschouwd. Het antwoord is dus: ‘ja’.

3. ‘VERDOKEN’ VERMELDINGEN

Zoals we hoger reeds aanhaalden, wordt iets of iemand meestal vermeld d.m.v. zijn of haar naam maar dat kan ook op meer ‘verdoken’ manieren gebeuren en daar kunnen eveneens mooie valstrikken mee worden gecreëerd.

Vraag 5: Hoeveel burgerlijke slachtoffers worden hier op dit monument vermeld?

VofV6

Figuur 7

Op dit monument (zie Figuur 7) komen de familie- en voornaam voor van in totaal ACHT personen.

Wie de tekst op het monument echter aandachtig leest, bemerkt dat naast de laatst vermelde naam (“Dauchy Emile" ook nog staat "en vrouw".                                                                                                              

Dat betekent dat het antwoord op deze vraag niet 8 (of acht) is, zoals men op het eerste gezicht zou kunnen denken, maar 9 (of negen) aangezien ook de vrouw van Emile Dauchy hier wordt vermeld. Het antwoord is in dit geval dus niet hetzelfde als bij de volgende vraag:

Vraag 5b:
   Hoeveel familienamen van een burgerlijk slachtoffer komen hier op dit monument voor?

Een ander gelijkaardig voorbeeld waar reeds enkele keren een valstrik mee werd gecreëerd, is het volgende:
 

Vraag 6:    Is de eerste letter van de voornaam van de hier vermelde aannemer met de familienaam ‘COUDRON’ een klinker?

 

Mogelijke antwoorden:   ja   -   neen   -   dat kan ik niet weten.


VofV7

Figuur 8

                 Het antwoord ‘ja’ is in ieder geval reeds juist, want zoals u op Figuur 8 kunt zien, wordt op de gefotografeerde steen een aannemer vermeld met de familienaam ‘COUDRON’. Zoals u kunt vaststellen, is de eerste letter van zijn voornaam een ‘E’ en dat is een klinker. Maar … ook de zoon van de aannemer is op deze steenvermeld, echter zonder gebruik te maken van zijn naam.